De kwalificatie van zelfstandigen vs werknemers blijft een actueel thema. Handhaving van de Belastingdienst sinds 2025 maakt dat veel opdrachtgevers de relatie met zelfstandigen heroverwogen hebben. Op dit moment bevatten de Hoge Raad-arresten de handvatten voor de arbeidsrelatie en zal ieder geval afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Uiteraard kunnen onze GES/LB specialisten helpen, mocht dit bij klanten spelen. In dat kader is ook een tool ontwikkeld om snel en efficiënt in kaart te kunnen brengen waar de eventuele risico’s liggen voor ZZP-ers om als werknemers te worden gekwalificeerd.

De discussie over de arbeidsrelatie tussen zelfstandigen en opdrachtgevers is in Nederland actueler dan ooit. Na het spraakmakende Deliveroo-arrest in 2023 en het recente Uber-arrest in 2025, is de juridische en politieke aandacht voor schijnzelfstandigheid sterk toegenomen. Tegelijkertijd worden nieuwe wetgevingsmaatregelen voorbereid en is de handhaving door de Belastingdienst sinds 2025 aangescherpt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor zowel zzp’ers als werkgevers.

Handhaving: Belastingdienst scherpt toezicht aan

Sinds 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium op de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) opgeheven. De Belastingdienst controleert sindsdien actief op schijnzelfstandigheid. Hoewel in 2025 nog geen boetes worden opgelegd, kunnen werkgevers wel naheffingen en correcties verwachten over 2025 als blijkt dat een zzp’er feitelijk als werknemer functioneert. Deze aanpak biedt werkgevers een overgangsjaar om hun arbeidsrelaties op orde te brengen. Er zal dus nog steeds niet worden gecorrigeerd of nageheven over de jaren vóór 2025, tenzij sprake is van kwaadwillendheid of wanneer expliciete aanwijzingen van de Belastingdienst niet zijn opgevolgd.

Jurisprudentie: van Deliveroo naar Uber

In maart 2023 oordeelde de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest dat de maaltijdbezorgers van Deliveroo werknemers zijn, ondanks hun formele status als zelfstandigen. De Hoge Raad stelde dat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hierbij zijn de feiten en omstandigheden van doorslaggevend belang. Onderstaande omstandigheden zijn hierbij van belang:

  • De aard en duur van de verrichte arbeid
  • De wijze waarop het werk, maar ook de werktijden worden vastgesteld
  • De ‘inbedding’ van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en bedrijfsvoering van degene voor wie het werk wordt verricht
  • De verplichting (al dan niet) om het werk persoonlijk te verrichten
  • De wijze waarop het contract tot stand komt
  • De wijze waarop de vergoeding wordt bepaald en betaald, alsook de hoogte van de vergoeding
  • Of degene die het werk uitvoert een commercieel risico draagt
  • Of degene die het werk uitvoert zich gedraagt (of kan gedragen) als ondernemer in het economisch verkeer.

In februari 2025 volgde het Uber-arrest, waarin de Hoge Raad verduidelijkte dat er géén rangorde bestaat in de verschillende criteria uit het Deliveroo-arrest. Specifiek werd benadrukt dat extern ondernemerschap van de werkende even zwaar weegt als andere factoren bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. Dit betekent dat zelfs als twee werkenden hetzelfde werk doen, de ene als werknemer en de andere als zelfstandige kan worden beschouwd, afhankelijk van hoe zij zich in het economisch verkeer gedragen.

Vbar-wetsvoorstel sluit aan op Uber-arrest

In de voortgangsbrief van 27 maart 2025 bevestigt het kabinet dat het gewijzigde wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) nog vóór het zomerreces naar de Tweede Kamer gaat. De wet codificeert bestaande jurisprudentie en introduceert onder meer een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst bij een uurloon van €33 of lager. Dit onderdeel kan op brede politieke steun rekenen.

Naar aanleiding van het Uber-arrest is het oorspronkelijke wetsvoorstel aangepast. Nadat de Hoge Raad in het Uber-arrest verduidelijkte dat elementen zoals ondernemingsrisico en economisch zelfstandig opereren zwaar wegen bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst, worden deze expliciet meegenomen in het wetsvoorstel. 

De Vbar-wet is onderdeel van het Herstel- en Veerkrachtplan van de overheid. Indien de wet niet tijdig wordt ingevoerd (doel: 1 januari 2026), dreigt Nederland een deel van de EU-subsidies – oplopend tot €600 miljoen – mis te lopen. Met de wijziging die nu doorgevoerd is in het wetsvoorstel blijven publicatie en inwerkingtreding op 1 januari 2026 mogelijk, hoewel dit wel krap is.

Parallel voorstel: initiatief zelfstandigenwet

Tegenover het Vbar-wetsvoorstel staat een initiatiefwet van VVD, D66, CDA en SGP. Deze zogenaamde zelfstandigenwet is bedoeld als tegenhanger van het Vbar-gedeelte dat kwalificatie van werkrelaties verduidelijkt. De zelfstandigenwet richt zich op het creëren van een toetsingskader dat expliciet bepaalt wanneer iemand als zelfstandige mag opereren.

De wet introduceert drie toetsen:

  1. Zelfstandigentoets: Beoordeelt of iemand aan basale ondernemerskenmerken voldoet (zoals inschrijving KvK, btw-nummer, verzekering bij arbeidsongeschiktheid, pensioenvoorziening).
  2. Werkrelatietoets: Beoordeelt de mate van zelfstandigheid binnen de werkrelatie aan de hand van criteria zoals vrijheid van werktijd en afwezigheid van hiërarchische controle.
  3. Sectoraal rechtsvermoeden: Staat sectoren toe zelf criteria aan te dragen voor het vermoeden van een arbeidsovereenkomst.

De uitvoering en bewijslast komen volledig bij de partijen in de werkrelatie te liggen. Een nieuw in te stellen Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet kan op verzoek bindend oordelen over de aard van de relatie. Het is overigens niet de bedoeling dat alle contracten voorgelegd zullen worden aan de Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet.

Marktontwikkelingen: toename rechtszaken en onzekerheid

In de praktijk leidt de aangescherpte handhaving tot een stijging van het aantal rechtszaken waarin zzp’ers claimen eigenlijk werknemers te zijn. In 24 van de 47 recente zaken gaf de rechter de zzp’er gelijk, met als gevolg dat zij met terugwerkende kracht recht hebben op loon, vakantiedagen, pensioenopbouw en andere werknemersrechten. 

Daarnaast blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel dat het aantal stoppers onder zzp’ers in het eerste kwartaal van 2025 met 37% is gestegen ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2024. Dit is de sterkste stijging in tien jaar en wijst op groeiende onzekerheid onder zelfstandigen over hun positie op de arbeidsmarkt.

Conclusie

De grens tussen zelfstandige en werknemer blijft onderwerp van discussie en juridische toetsing. Recente uitspraken van de Hoge Raad en nieuwe wetgevingsinitiatieven zoals het wetsvoorstel VBAR proberen meer duidelijkheid te scheppen, maar de praktijk blijft complex. Werkgevers doen er goed aan hun samenwerkingen met zzp’ers kritisch te evalueren en waar nodig aan te passen om risico’s op schijnzelfstandigheid te vermijden, waarbij op dit moment de kaders die de Hoge Raad geschetst heeft, leidend zijn.

Indien deze problematiek bij u speelt, of u heeft andere vragen naar aanleiding van uw relatie met zelfstandigen, neemt u dan contact op met één van onze specialisten loonheffingen. Zij kunnen de betreffende relatie voor u beoordelen en helpen met eventuele vervolgstappen. 

Stel uw vraag aan de loonspecialisten van RSM

Do you have a question? We will get back to you as soon as possible.