In het kader van het begrotingsakkoord en  in navolging van de eerder bij Programmawet van 18 juli 2025 doorgevoerde harmonisatie van de fiscale regimes van VVPRbis en de liquidatiereserve (verkorting van wachttermijnen en tariefafstemming), voorzien de regeringspartijen in een nakende tariefverhoging voor voordelige winstuitkeringen door kleine vennootschappen. Het uiteindelijke doel is duidelijk: de verschillende pistes om winsten fiscaal vriendelijk uit de vennootschap te halen, dichter bij elkaar brengen én de globale fiscale opbrengst verhogen.

Deze Tax Insight geeft een praktisch en richtinggevend overzicht van de nieuwe regels, met bijzondere aandacht voor de verhoging naar een effectief tarief van 18% zonder de aandachtspunten bij dividenduitkeringen uit het oog te verliezen.
 

1. Liquidatiereserve

1.1. Principe (ongewijzigd)

Kleine vennootschappen kunnen (enkel) hun winst na vennootschapsbelasting aanleggen in een liquidatiereserve, mits betaling van een anticipatieve heffing van 10%. Deze reserve kan later worden uitgekeerd:

  • als dividend (going concern), of
  • bij vereffening (zonder bijkomende roerende voorheffing).
     

1.2. Nieuwe tarieven en wachttermijnen

De hervorming maakt een onderscheid naargelang het moment van aanleg van de liquidatiereserve (LR). De verhoging van de totale belastingdruk van 15% naar 18% bij uitkering na de 3-jarige wachttermijn zal ten vroegste tot uiting komen in 2029, gelet de historisch aangelegde (voor boekjaren verbonden met AJ 2025 of vroeger) liquidatiereserves ongemoeid zullen blijven. Optimalisatie zal slechts mogelijk zijn bij aanleg van liquidatiereserves voor boekjaren die uiterlijk afsluiten op 30 december 2025.

Wat betreft deze ‘historische liquidatiereserves’ bestaat een keuzemogelijkheid tussen sneller beschikken over cash (na 3 jaar) of wachten op het laagste tarief (na 5 jaar). Voor de nieuw aangelegde reserves (voor boekjaren verbonden met AJ 2026 of later) verdwijnt het 5%-tarief volledig en zal 9,8% RV ingehouden worden bij uitkering na 3 jaar (ten vroegste vanaf 2029). Bovendien is voor nieuw aangelegde liquidatiereserves een uitkering binnen 3 jaar fiscaal bijzonder nadelig.

 

Aanleg LR voor boekjaar verbonden met

Uitkering binnen 3 jaar

Uitkering na 3, maar binnen 5 jaar

Uitkering na 5 jaar

Vereffening

AJ 2025 of vroeger

20 %

6,5%

5%

0 %

AJ 2026 of later

30 %

6,5% 9,8% 

6,5% 9,8%

0%

 

1.3. FIFO-principe (cruciaal aandachtspunt)

Bij uitkering van liquidatiereserves geldt verplicht het FIFO-principe: de oudst aangelegde reserve wordt geacht eerst te worden uitgekeerd.

Dit beperkt de mogelijkheid tot selectieve planning en kan maken dat een beoogd tarief in de praktijk niet haalbaar is.
 

1.4 Specifieke antimisbruikbepaling

Om misbruiken tegen te gaan waarbij vennootschappen worden vereffend en liquidatiereserves aan 0 pct. worden uitgekeerd en eenzelfde of gelijkaardige activiteit nadien wordt verdergezet via een andere vennootschap (bijvoorbeeld als bedrijfsleider) wordt een specifieke antimisbruikbepaling ingeschreven zodat een uitkering aan 0 pct. in dergelijk geval niet meer mogelijk is

 

2. VVPRbis

2.1. Principe (ongewijzigd)

Het VVPRbis-regime laat kleine vennootschappen toe om dividenden uit te keren tegen een verlaagd tarief, op voorwaarde dat:

  • het gaat om nieuwe aandelen op naam;
  • uitgegeven bij inbreng in geld vanaf juli 2013;
  • en mits respect van een wachttermijn.

2.2. Nieuwe regeling vanaf 2026

Hier wordt een onderscheid gemaakt naargelang de datum van de inbreng. Het 20%-tussentarief verdwijnt volledig voor nieuwe inbrengen vanaf 2026.

Datum van inbreng geld

Winstverdeling 2é boekjaar na boekjaar inbreng

Winstverdeling 3e en volgende boekjaar na boekjaar inbreng

Vóór 1/01/2026

20 %

15% indien toegekend vóór 1/1/2026

18% indien toegekend na 1/1/2026 (*)

Na 1/1/2026

30 %

15% 18% (*)


(*) De stijging van het huidige VVPRbis-tarief (van 15% naar 18%) zal ook toepasselijk zijn op winsten die in het verleden werden opgebouwd. Echter gelet de betreffende wetgeving echter niet gepubliceerd zal worden vóór 1 januari 2026 en roerende voorheffing niet retroactief ingehouden kan worden, zal het scharniermoment van toekenning opschuiven naar ten vroegste de datum waarop de uitvoeringswet effectief gepubliceerd zal worden.

Optimalisatie is bijgevolg nog mogelijk door de uitkeringen tijdig te plannen. Uiteraard dient steeds de wachttermijn vanaf de inbrengdatum van het VVPRbis kapitaal hierbij in acht genomen te worden.
 

3. Vennootschapsrechtelijke spelregels blijven essentieel

Los van het fiscale regime blijven bij elke uitkering de dwingende regels van het WVV gelden:

  • Netto-actief-test: het eigen vermogen mag door de uitkering niet negatief worden;
  • Liquiditeitstest: het bestuursorgaan moet motiveren dat de vennootschap haar schulden kan blijven voldoen gedurende minstens 12 maanden;
  • Correcte besluitvorming en documentatie zijn cruciaal (bestuursverslag, notulen).

Daarnaast geldt:

  • de wachttermijn (3 of 5 jaar) moet steeds strikt worden gerespecteerd;
  • bij overtreding dreigen fiscale herkwalificaties én bestuurdersaansprakelijkheid.

4. Besluit

De harmonisatie van VVPRbis en liquidatiereserve luidt een nieuwe fase in voor de fiscale planning van kleine vennootschappen. De aangekondigde tariefverhoging naar 18% maakt het des te belangrijker om tijdig te plannen waarbij fiscale keuzes steeds afgestemd worden aan de vennootschapsrechtelijke realiteit.

Een individuele analyse blijft essentieel om te bepalen welke piste – dividend, liquidatiereserve of combinatie – in uw concrete situatie het meest aangewezen is.