De Belastingdienst heeft de bevoegdheid om fiscaal bestuursrechtelijke boeten op te leggen. Van die bevoegdheid wordt met enige regelmaat gebruik gemaakt. 

Daarbij vindt niet altijd een individuele afweging plaats. Voor het opleggen van de zogenoemde verzuimboeten bijvoorbeeld volstaat dat vastgesteld is dat bepaalde fiscale verplichtingen niet zijn nagekomen. De vaststelling daarvan is binnen de digitale systemen van de Belastingdienst ingeregeld. De computer geeft dan aan wanneer niet tijdig de belastingaangifte is gedaan, of dat niet tijdig de loonbelasting is betaald. Voor andere fiscale boeten – de vergrijpboeten – geldt dat de Belastingdienst op basis van de feiten en omstandigheden beoordeelt of aan de belastingplichtige een verwijt kan worden gemaakt dat het opleggen van een vergrijpboete rechtvaardigt.

Fiscaal bestuurlijke boeten

Aan het vaststellen van iedere fiscaal bestuursrechtelijke boete ligt een verwijt ten grondslag. De beboete heeft gehandeld op een manier die als onwenselijk wordt aangemerkt en waaraan belastingplichtige schuld heeft. Hier kan een vergelijk met het strafrecht worden gemaakt waar geldt dat zonder schuld geen straf wordt gegeven. Die schuldgradaties leiden tot verschillende soorten straf. Voor de fiscaal bestuursrechtelijke boete wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde lichte boete (verzuimboete) en de zwaardere boete (vergrijpboete). Daar waar een verzuimboete als een automatisme wordt vastgesteld bij het niet nakomen van een fiscale verplichting, moet voor de vergrijpboete door de Belastingdienst het bewijs worden geleverd dat belastingplichtige grofschuldig of opzettelijk de fiscale verplichtingen niet is nagekomen.

Verzuimboeten

Voorafgaand aan het opleggen van een verzuimboete verricht de Belastingdienst nauwelijks enig onderzoek. Door de computer wordt vastgesteld of de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting bijvoorbeeld tijdig is ingediend. Het niet tijdig indienen van de aangifte wordt bestraft met een verzuimboete. 

Of aan de indiener van de belastingaangifte een verwijt van de te late indiening kan worden gemaakt is in beginsel niet relevant. De constatering dat de belastingaangifte niet tijdig is gedaan, volstaat. Wanneer echter belastingplichtige er helemaal niets aan kon doen dat de belastingaangifte niet tijdig is gedaan, moet geen verzuimboete worden opgelegd. Het beroep dat belastingplichtige er helemaal niets aan kon - de ‘afwezigheid van alle schuld’ – moet door belastingplichtige zelf worden gedaan. Ook de daarvoor benodigde bewijzen moet belastingplichtige zelf aandragen. Deze systematiek wordt geaccepteerd omdat de verzuimboeten niet tot doel hebben te straffen maar zijn gericht op de nakoming van fiscale verplichtingen.

Vergrijpboeten

Daar tegenover staat de zwaardere boete, de vergrijpboete. Inherent aan een vergrijpboete is dat deze tot doel heeft het straffen van de belastingplichtige aan wie het verwijt kan worden gemaakt dat hij moedwillig fiscale verplichtingen niet is nagekomen. Deze boeten worden niet automatisch opgelegd. Voordat een vergrijpboete kan worden opgelegd zal de Belastingdienst beoordelen of aan belastingplichtige het verwijt van grofschuldig of opzettelijk handelen kan worden gemaakt. Dergelijk handelen moet tot gevolg hebben gehad dat de fiscale wetgeving niet is nageleefd. Waar geruime tijd de Belastingdienst dergelijk bewijs met behulp van vermoedens kon leveren, dient de Belastingdienst sinds het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:526) overtuigend bewijs te leveren.

Aan het vaststellen van een vergrijpboete gaat dan ook een onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden vooraf, Bovendien moet een beoordeling plaatsvinden op die feiten en omstandigheden, of deze als bewijs (kunnen) gelden dat een rechtsgeldig verwijt van grofschuldig of opzettelijk handelen kan worden gemaakt. 

Het vaststellen van een vergrijpboete kan dus alleen als overtuigend bewijs van grofschuldig of opzettelijk handelen aanwezig is. Het daadwerkelijk opleggen van een vergrijpboete gebeurt pas nadat belastingplichtige hiervan in kennis is gesteld. In de kennisgeving van het voornemen tot opleggen van een vergrijpboete wordt belastingplichtige de mogelijkheid geboden te reageren op dit voornemen. Indien uit te gegeven reactie blijkt dat de Belastingdienst niet over de volledige of juiste feiten en omstandigheden beschikt, kan het opleggen van een vergrijpboete worden voorkomen. Die reactiemogelijkheid staat los van het instellen van rechtsmiddelen als de vergrijpboete alsnog wordt opgelegd.

Indien aan u – onverhoopt – een fiscaal bestuurlijke boete is opgelegd, overleg met uw adviseur of en zo ja welke acties kunnen worden ondernomen waarmee de boete kan worden bestreden. 

Heeft u een vraag? Wij nemen zo snel mogelijk contact met u op.