De laatste tijd zijn er meerdere uitspraken verschenen over de toepassing van de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Doorslaggevend voor de toepassing van deze vrijstelling is het feit dat de splitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Rechtbank Noord-Holland heeft in dat kader onlangs duidelijk gemaakt hoe om dient te worden gegaan met een splitsing van meerdere vermogensbestandsdelen over meerdere rechtspersonen. Daarnaast heeft Advocaat-Generaal Wattel recentelijk conclusie genomen in een zaak die een splitsing betrof met een zakelijk einddoel, maar met een onzakelijke route.

Splitsing meerdere vermogensbestandsdelen over meerdere rechtspersonen

In de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 23 september 2021 wordt wederom duidelijk dat de splitsingsvrijstelling in beginsel van toepassing is op elke (af)splitsing. Het is aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Dit is onder meer het geval indien de splitsing niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen.

In de onderhavige casus werden de deelnemingen met operationele activiteiten van een BV afgesplitst naar BV X en een onroerende zaak werd afgesplitst naar BV Y. Beide verkrijgingen waren in één notariële akte vastgelegd. Op basis hiervan oordeelde de rechtbank dat sprake was van één splitsing. Om te bepalen of de splitsingsvrijstelling van toepassing is, moet dan ook naar de zakelijkheid van het geheel van de transacties worden gekeken.

Het is de inspecteur vervolgens niet gelukt om aannemelijk te maken dat de splitsing niet plaats heeft gevonden op grond van zakelijke overwegingen. Volgens de Rechtbank is door belanghebbende voldoende onderbouwd dat aan de afsplitsing zakelijke overwegingen ten grondslag lagen. Van belang zijnde factoren in deze zaak waren de wens om de onderneming te herstructureren na een periode van groei en de behoefte om de onbezwaarde onroerende zaak uit de risicosfeer te halen.

Onzakelijke route met zakelijk einddoel

Mag de splitsingsvrijstelling worden toegepast als het einddoel van de splitsing duidelijk zakelijk is, maar de structurering van de splitsing is ingegeven door fiscale motieven? Over deze vraag heeft Advocaat-Generaal Wattel zich recent gebogen. In dit geval was sprake van een concern dat wilde herstructureren op basis van zakelijke motieven. Door een bepaalde juridische route te kiezen kon gebruik gemaakt worden van de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Uit de stukken die aan de Rechtbank en het Hof waren overlegd, kon bovendien geen andere dan een fiscale reden worden afgeleid voor de gekozen juridische route.

Als blijkt dat er geen enkele andere reden kan worden gegeven om op een bepaalde manier te herstructureren behalve een fiscale reden, dan is dit volgens de A-G onzakelijk en in strijd met doel en strekking van de splitsingsvrijstelling. Ondanks het zakelijke einddoel kan volgens de A-G de splitsingsvrijstelling in casu dan ook geen toepassing vinden. De Hoge Raad volgt de A-G in zijn standpunten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Gevolgen voor de praktijk

De onderbouwing van de splitsing vraagt additionele aandacht. Er zullen altijd niet-fiscale redenen aanwezig moeten zijn, zowel voor de route als het einddoel, om zakelijke overwegingen aan te tonen en dus van de splitsingsvrijstelling gebruik te kunnen maken.

Vragen?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit nieuwsbericht? Neem dan contact op met uw vaste RSM-adviseur of bel de vastgoeddesk van RSM op telefoonnummer 030 231 73 44.