In de belastingwereld komen wij het begrip ‘met terugwerkende kracht’ nog weleens tegen. Bijvoorbeeld als de wetgever in Nederland op de vingers wordt getikt door de rechter. Helaas toont de wetgever zich in die situaties nog weleens een slechte verliezer. Nieuwe wetgeving wordt dan namelijk ‘met terugwerkende kracht’ tot de eerdere uitspraak van de rechter ingevoerd waardoor van een positieve uitspraak van de rechter voor een belastingplichtige maar weinig meer overblijft. Als belangrijkste reden geeft de wetgever dan eigenlijk altijd aan dat deze reparatiewetgeving nodig is omdat anders de nadelige financiële gevolgen voor de overheid te groot zouden zijn. 

Zo paste de wetgever in 2016 met terugwerkende kracht een onderdeel van de bedrijfsopvolgingsregeling aan nadat de Hoge Raad had geoordeeld dat een klein indirect aandelenbelang in een onderneming onder omstandigheden toch voor deze regeling in aanmerking komt.

Overigens is het niet zo dat de wetgever de toepassing van het begrip ‘met terugwerkende kracht alleen in haar voordeel gebruikt. Binnen de vele belastingregels die Nederland kent verleent de wetgever soms, veelal om praktische redenen, toch een goedkeuring aan belastingplichtigen om met terugwerkende kracht gebruik te maken van een fiscale regeling. De vraag of binnen de bedrijfsopvolgingsregeling ook op deze manier ruimte is voor het begrip ‘met terugwerkende kracht’ stond onlangs ter discussie.

Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling is om bedrijfsopvolgingen niet te belemmeren door de belastingwetgeving. Om gebruik te mogen maken van de bedrijfsopvolgingsregeling heeft de wetgever verschillende voorwaarden gesteld. Een voorwaarde is de bezitseis. Deze voorwaarde houdt in dat een erflater gedurende minimaal één jaar voorafgaand aan het overlijden een onderneming had. Bij schenking geldt overigens een termijn van vijf jaar.

Een belastingplichtige nam onlangs het standpunt in dat de start van de onderneming (in dit geval een maatschap) eerder kan zijn dan het moment waarop de afspraken over de maatschap schriftelijk zijn vastgelegd in een overeenkomst. De betreffende belastingplichtige had namelijk in de overeenkomst opgenomen dat de maatschap al eerder was gestart met haar activiteiten. De vraag die ter discussie stond was of deze terugwerkende kracht ook fiscale betekenis heeft zodat in dit geval alsnog aan de bezitseis werd voldaan.

Hierbij is het belang om op te merken dat de erflater of schenker bewijs moet aanleveren dat de onderneming daadwerkelijk eerder is gestart. Een erflater of schenker zal in dat geval bewijs moeten leveren waaruit blijkt dat al vóór de datum van de schriftelijke overeenkomst mondelinge overeenstemming was bereikt. In deze situatie oordeelde de belastingrechter dat de belastingplichtige hier niet in is geslaagd. De belastingrechter neemt daardoor aan dat de maatschap is gestart op de datum waarop de schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen en in dit geval niet aan de bezitseis was voldaan.

Het is dus aan te raden om mondelinge afspraken zo snel mogelijk vast te leggen, zodat twijfel over de start van de onderneming voorkomen kan worden en de bezitseis voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling niet een probleem hoeft te zijn. Vanzelfsprekend helpen wij u graag bij het tijdig vastleggen van de gemaakte afspraken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen via [email protected] of  020 - 635 20 00.