Op 8 mei 2025 is het geactualiseerde Btw-Besluit Administratieve verplichtingen gepubliceerd. Dit geactualiseerde besluit bevat een aantal belangrijke inhoudelijke wijzigen, die invloed hebben op ondernemers en in sommige gevallen voor niet-ondernemers. De belangrijkste wijzigingen hebben wij hieronder opgenomen.
1.Transactieoverzichten OV toegestaan om btw in aftrek te brengen
Transactieoverzichten van reizen met openbaar vervoer mogen voortaan worden gebruikt om de btw in aftrek te brengen, ook in het geval geen OV-chipkaart wordt gebruikt. Dit geldt bijvoorbeeld bij betaling met een bankpas of smartphone. Wel geldt dat het overzicht specifieke gegevens bevat, zoals de reisdatum, het traject en het btw-bedrag.
2. Btw op facturen van niet-ondernemers leidt tot betalen btw aan de fiscus
Door het arrest van het Hof van Justitie van 30 januari 2024, C-442/22 (Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Lublinie) is duidelijk geworden dat ook niet-ondernemers btw verschuldigd kunnen worden als zij deze btw ten onrechte op de factuur opnemen. Dit is nu ook opgenomen in het geactualiseerde besluit.
3. Aangescherpte onderzoeksplicht bij foutieve btw-facturen
De regels rondom de herziening van ten onrechte in rekening gebrachte btw zijn aangescherpt. De ontvanger van een factuur krijgt een grotere verantwoordelijkheid en moet actief nagaan of de btw die in rekening is gebracht door de leverancier terecht in rekening is gebracht. Bij twijfel moet de afnemer via openbare bronnen controleren of de btw terecht in rekening is gebracht of indien nodig contact opnemen met de Belastingdienst. Wanneer dit niet gebeurt, kan de Belastingdienst wanneer de afnemer de btw in aftrek brengt, deze aftrek naheffen onder strikte voorwaarden.
4. Bijzondere regeling voor ambtshalve verminderingen buiten de vijfjaarstermijn van te veel voldane BTW
Bij intracommunautaire afstandsverkopen of het verstrekken van digitale diensten is in principe btw verschuldigd in het land van bestemming (waar de afnemer zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft). Het kan voorkomen dat een ondernemer uit Nederland, Nederlandse btw in rekening heeft gebracht in plaats van btw in het land van bestemming. Als dan het andere land later een naheffingsaanslag oplegt, kan dat leiden tot dubbele heffing. Als de naheffingstermijnen verschillen kan dit leiden tot een permanente situatie van dubbele heffing. De staatssecretaris vindt dat onwenselijk en keurt voor deze situatie een verlengde termijn goed voor een ambtshalve verzoek om teruggaaf, gelijk aan de termijn van de andere lidstaat.
5. Rapporteren van een dienst verleend aan een afnemer in een andere lidstaat die geen btw-identificatienummer heeft, maar wel ondernemer is
In sommige gevallen kan de buitenlandse afnemer geen btw-identificatienummer verstrekken, omdat deze afnemer de kleineondernemersregeling toepast. De dienstverrichter kan dan geen opgave ICP indienen en dit leidt tot verschillen. De staatssecretaris vindt dit onwenselijk en keurt goed dat in deze gevallen de dienstverrichter de dienst opneemt in rubriek 1 E van de aangifte omzetbelasting.