Om de privacy te waarborgen, noemt staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën hem (of haar) H.B. Het is aannemelijk dat B. een gepensioneerde met een belastingprobleem is. Hij heeft zich schriftelijk gewend tot de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer. Die heeft B.’s schrijven doorgeleid naar de baas van de belastingdienst.

Geld betalen

Vijlbrief nam de tijd in begrijpelijke taal uit de doeken te doen wat de oorzaak van het probleem is. Ook geeft hij enkele oplossingen. Het probleem is dat veel ouderen bij de aangifte inkomstenbelasting verrast worden door de mededeling dat ze geld moeten betalen. Vaak hebben ze daar geen rekening mee gehouden. Het probleem speelt vooral bij ouderen die naast hun AOW een of meer pensioenen ontvangen. Die instanties houden allemaal keurig loonbelasting in, maar toch kan het zijn dat het uiteindelijk te weinig is. Staatssecretaris Vijlbrief legt B. eerst uit wat inkomstenbelasting is. Deze belasting is verschuldigd over inkomen uit (vroegere) arbeid. Ze bestaat uit verschillende schijven. Mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, betalen in 2020 19,45 procent belasting over hun inkomen tot een bedrag van 34.713 of 35.376 euro (afhankelijk van hun geboortedatum). Als het inkomen hoger is, geldt een tarief van 37,35 procent. Degenen die een inkomen van meer dan 68.508 euro genieten, zijn over het meerdere 49,50 procent belasting verschuldigd.

Gemak

Voor het gemak wordt de inkomstenbelasting vooraf geheven en afgedragen door de instantie die het inkomen verstrekt. Dat wordt de loonheffing genoemd. Neem de AOW. Die wordt uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank. Die houdt de verschuldigde loonbelasting vooraf in. Als iemand een aanvullend pensioen ontvangt, wordt dat eveneens gedaan door (bijvoorbeeld) het pensioenfonds. Het probleem is dat elke uitkeringsinstantie weet wat ze aan bruto-inkomen betaalt, maar niet wat de oudere in totaal aan inkomen ontvangt. Ze gaan er dus allemaal van uit dat hun uitkering de enige is en passen eerst het laagste belastingtarief toe. De AOW en de pensioenen bij elkaar opgeteld, kunnen echter een hoger of zelfs toptarief rechtvaardigen. Omdat de instanties het niet weten van elkaar, wordt te weinig belasting ingehouden en moet de belastingplichtige achteraf een extra bedrag betalen.

Vervelend

In antwoord op de brief van B. schrijft Vijlbrief dat er meerdere mogelijkheden zijn om zulke vervelende verrassingen te voorkomen. Zo kunnen ouderen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het lopende kalenderjaar aanvragen. Ze moeten dan een inschatting van hun verwachte jaarinkomen maken. Als ze meer belasting moeten betalen dan wordt ingehouden, kan dat gespreid over het hele jaar. Dat verzacht de pijn. Ook is het mogelijk om uitkeringsinstanties te vragen geen heffingskorting toe te passen, zoals de ouderenkorting. Door die korting pas te claimen bij de aangifte inkomstenbelasting, kan er de verschuldigde belasting mee worden betaald. Ten slotte kan een oudere vragen aan een of meer uitkeringsinstanties om een hoger belastingtarief te hanteren. De belastingdienst staat dat toe.

Deze publicatie is geschreven door journalist Peter Heesen en verscheen in Dagblad De Limburger. Het artikel kwam tot stand dankzij medewerking van fiscaal jurist Roel Wienen van RSM in Venlo.

     
mr. Roel Wienen    
+31(0)77 354 28 00    
E [email protected]