Er is al veel gezegd en geschreven over de maatregel die leningen boven de € 500.000 bij de eigen vennootschap moet tegengaan, maar een daadwerkelijk wetsvoorstel was er nog altijd niet. Daar is verandering in gekomen. Op 17 juni 2020 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel kent veel overeenkomsten met het conceptvoorstel dat eerder ter internetconsultatie is gepubliceerd. De belangrijkste aanpassingen zijn dat de regeling een jaar later wordt ingevoerd dan in eerste instantie was aangekondigd, in 2023 in plaats van 2022, en dat het risico op dubbele heffing enigszins is verminderd, maar helaas niet volledig is weggenomen. Met een van de belangrijkste kritieken, het ontbreken van een uitzondering voor zakelijke leningen, is niets gedaan.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het voorstel houdt kort gezegd in dat, indien een aanmerkelijkbelanghouder aan het einde van het kalender-jaar een schuld aan zijn eigen vennootschap heeft van meer dan €500.000, het meerdere in aanmerking zal worden genomen als inkomen uit aanmerkelijk belang, zijnde een fictieve dividenduitkering. Deze fictieve uitkering is belast in box 2 van de inkomstenbelasting. Het huidige tarief bedraagt 26,25%, maar wordt verhoogd tot 26,9% in 2021.

Doordat aanmerkelijkbelanghouders liquide middelen in de vorm van een lening aan de eigen vennootschap onttrekken in plaats van dividend uit te laten keren of loon te genieten, wordt belastingheffing op dat moment voorkomen. Met de nieuwe maatregel wordt beoogd het langdurig uitstellen (of in sommige gevallen zelfs het afstellen) van belastingheffing te voorkomen en de belastingheffing beter aan te laten sluiten bij het moment waarop de aanmerkelijkbelanghouder feitelijk over de gelden beschikt.

De wet zal per 1 januari 2023 in werking treden. Als peildatum geldt 31 december, waardoor het bovenmatige deel van de schuld voor het eerst op 31 december 2023 als fictief regulier voordeel (dividenduitkering) wordt belast in box 2. Tot die datum heeft de aanmerkelijkbelanghouder derhalve nog de mogelijkheid om de schulden terug te brengen tot maximaal €500.000.

De regeling zal alleen werking hebben in box 2 van de inkomstenbelasting en zal derhalve niet doorwerken in box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting of naar de dividendbelasting of vennootschapsbelasting. Ook civielrechtelijk heeft de regeling geen betekenis, wat betekent dat de lening civiel-rechtelijk blijft bestaan en dus de rente- en aflossingsverplichtingen van kracht blijven.

Welke schulden vallen onder de maatregel?

Voor de bepaling van de hoogte van de schuld moeten alle civielrechtelijke schuldenverhoudingen en verplichtingen voor de nominale waarde worden meegeteld. Zo vallen ook bijgeschreven rente en garantstellingen door de vennootschap onder de regeling. Het is niet relevant of de schulden op zakelijke gronden zijn aangegaan en met welk doel de leningen zijn aangegaan. Vorderingen van de aanmerkelijkbelanghouder op de vennootschap worden niet gesaldeerd met de totale som van de schulden.

Een uitzondering op de maatregel is de eigenwoningschuld. Als voorwaarde voor de uitzondering van de eigenwoning-schuld geldt dat een recht van hypotheek aan de vennoot-schap wordt verstrekt. Voor eigenwoningschulden die reeds bestaan op 31 december 2022 geldt deze hypotheek-voorwaarde niet. Leningen verstrekt in verband met financiering van bijvoorbeeld beleggingsonroerend goed, al dan niet verzekerd met een recht van hypotheek valt niet onder de uitzondering.

Niet alleen de schulden van de aanmerkelijkbelanghouder, maar ook die van de partner worden samengeteld voor de grens van € 500.000. Het is daarbij niet relevant of de partner zelf ook aanmerkelijkbelanghouder is. Een voorbeeld: man en vrouw zijn gehuwd en zijn beide 100% aandeelhouder van hun eigen vennootschap. Zij hebben ieder een schuld van €400.000 aan hun eigen respectievelijke vennootschap. Bij hen gezamenlijk wordt een bovenmatig deel van de schulden in aanmerking genomen van € 300.000, terwijl zij geen van beiden een schuld van meer dan € 500.000 bij hun eigen vennootschap hebben.

Verder vallen ook schulden aangegaan door (klein)kinderen en (groot)ouders van de aanmerkelijkbelanghouder of diens partner, die zelf geen aanmerkelijk belang hebben in de vennootschap waarvan zij lenen, onder de maatregel, voor zover die schulden meer dan € 500.000 bedragen. Ook hier geldt een uitzondering voor de eigen woninglening. Het deel van de schuld dat de grens van € 500.000 te boven gaat, zal worden toegerekend aan de aanmerkelijkbelanghouder (of in geval van meerdere aanmerkelijkbelanghouders evenredig aan die aanmerkelijkbelanghouders) en bij de aanmerkelijkbelanghouder(s) in aanmerking worden genomen als bovenmatig deel van een schuld.

Voorbeeld
Dga bezit 100% van de aandelen in bv en heeft een schuld aan bv van € 400.000 (geen eigenwoningschuld). De zoon van dga heeft € 700.000 van bv geleend (niet voor zijn woning). De zoon heeft geen aandelen in bv, dus het bovenmatige deel van zijn schuld (€ 700.000 -/- € 500.000 = € 200.000) wordt aan zijn vader (dga) toegerekend. De relevante schuld van dga aan bv bedraagt dan € 600.000 (€ 400.000 +  €200.000). Dit is meer dan de grens van € 500.000, waardoor dga wordt belast over € 100.000.

Ook het lenen via een derde valt onder de maatregel. Denk hierbij aan situaties waarbij de broer van de aanmerkelijk belanghouder leent van de vennootschap en dit bedrag vervolgens doorleent aan de aanmerkelijkbelanghouder.

(Voorkoming van) dubbele heffing en overgangsregeling

Indien eenmaal een bovenmatig deel van een schuld in aanmerking is genomen als fictief dividend, wordt het maximumbedrag voor de betreffende belastingplichtige verhoogd met het bedrag waarover belasting is betaald, zodat niet ieder jaar opnieuw belasting is verschuldigd over hetzelfde bovenmatige deel van een schuld.

Wanneer een schuld wordt afgelost, bijvoorbeeld door daadwerkelijke aflossing of dividenduitkering, wordt een negatief fictief regulier voordeel in aanmerking genomen.

Voorbeeld
Dga heeft op 31 december 2023 een schuld aan zijn vennootschap van € 800.000. Hiervan is € 300.000 bovenmatig en wordt in de heffing betrokken. Een aantal jaar later keert de vennootschap een dividend uit van € 300.000, om de schuld daadwerkelijk voor een gedeelte af te lossen. Over deze reguliere dividenduitkering dient dividendbelasting te worden afgedragen en is belast als regulier voordeel in box 2 van de inkomstenbelasting. Echter op dat moment wordt ook een negatief voordeel in aanmerking genomen van € 300.000, vanwege de aflossing van de schuld. Het negatieve voordeel kan dan direct worden verrekend met de reguliere inkomsten uit de dividenduitkering, waardoor per saldo in dat jaar geen heffing is verschuldigd over de dividenduitkering

Let op!
In dit voorbeeld is de invloed van de dividendbelasting buiten beschouwing gelaten.

Stel dat in bovenstaand voorbeeld de aflossing niet door middel van een dividenduitkering heeft plaats gevonden, maar is afgelost door overboeking van gelden uit het privévermogen van de dga, wordt in dat jaar een negatief regulier voordeel in aanmerking genomen. Dit negatieve voordeel kan alleen met positieve inkomsten in box 2 van één jaar daarvóór of zes jaar in de toekomst worden verrekend. Timing is dus belangrijk.

Ongeacht de nieuwe maatregel zal de bestaande rechtspraak inzake (eigenwoning)schulden aan de eigen vennootschap van toepassing blijven. Dit houdt in dat schulden, waarvan vaststaat of vast komt te staan dat zij niet zullen worden afgelost, als verkapte dividenduitkering in box 2 zullen worden belast. Dit geldt voor zowel schulden tot en met een bedrag van € 500.000 als daarboven.

Overigens is opgenomen dat bestaande vaststellings-overeenkomsten met de belastingdienst ten aanzien van schulden tot €500.000 van kracht blijven. Met betrekking tot vaststellingsovereenkomsten boven dat bedrag zal per geval worden beoordeeld in hoeverre de afspraken in stand kunnen blijven.

Hoe verder?

Het is van belang dat voor de eerste peildatum van 31 december 2023 de schulden aan uw vennootschap(pen) zijn teruggebracht tot onder € 500.000. Wanneer u dit door middel van een dividenduitkering wenst te doen, is het van belang er rekening mee te houden dat het tarief in box 2 vanaf 2021 wederom wordt verhoogd. Het kan daarom voordelig zijn om een uitkering nog in 2020 te doen, maar denk hierbij aan de gevolgen voor uw box 3-vermogen. In veel gevallen is het voordeliger om een uitkering pas in 2023 te doen, om het box 3-vermogen zo lang mogelijk lager te houden.

Het zal in veel gevallen niet haalbaar zijn om grote dividend-uitkeringen te doen, onder andere vanwege liquiditeiten die benodigd zijn om de belasting over de uitkering te voldoen. Box 3-vermogen overdragen naar uw vennootschap ter aflossing van de schuld zou een oplossing kunnen zijn. Overigens meldt de toelichting bij het wetsvoorstel expliciet dat er geen (tijdelijke) vrijstelling voor de overdrachtsbelasting komt om zo voordelig vastgoed over te dragen ter aflossing van (bovenmatige) schulden.

Meer informatie?

Wilt u meer informatie over het vorenstaande, dan wijzen wij u graag op ons webinar van 8 september a.s. , waarin wij de nieuwe maatregel toelichten. Tijdens het webinar geven onze experts Judy Hilberdink en Dirk van Beelen de ins en outs van de nieuwe wet en geven zij antwoord op de meest gestelde vragen. U kunt zich hier aanmelden

We bespreken de verschillende mogelijkheden en scenario’s graag met u. Neem daarvoor contact op met uw RSM-adviseur.

cover_20200624_wet_excessief_lenen_bij_eigen_vennootschap_komt_in_2023_gjhghgjh_rsmnet.jpg

Download de pdf 'Wet excessief lenen bij eigen vennootschap komt in 2023 – wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer'