Op 21 juni 2023 hebben Nederland en België een nieuw belastingverdrag ondertekend, dat momenteel nog moet worden geratificeerd door beide landen. Het nieuwe verdrag zal op zijn vroegst van kracht worden vanaf 1 januari 2024 (en mogelijk pas vanaf 1 januari 2025) en zal het huidige verdrag vervangen. Hieronder zijn enkele belangrijke wijzigingen opgenomen.

Vaste inrichting

Het vaste-inrichtingsartikel in het herziene belastingverdrag bevat drie nieuwe bepalingen:

  • Een bepaling ter bestrijding van het opsplitsen van contracten bij bouw-, constructie- en installatiewerkzaamheden om zo de constatering van een vaste inrichting te omzeilen;
  • Een bepaling die ertoe leidt dat eerder sprake is van een vaste vertegenwoordiger in het andere land; en
  • Een bepaling ter bestrijding van het onderbrengen van activiteiten (zoals voorbereidende werkzaamheden en hulpactiviteiten) in verschillende groepsmaatschappijen om zo een vaste inrichting te vermijden.

Dividend

Op basis van het aangepaste dividendartikel is sprake van een vrijstelling van belasting door de bronstaat, op voorwaarde dat de ontvanger van het dividend een vennootschap is met een in aandelen verdeeld kapitaal en gedurende minimaal 365 dagen ten minste 10% van de aandelen in de dividend uitkerende vennootschap bezit. Onder het oude verdrag werd de bronstaatheffing slechts verminderd tot 5%.

Interest

De bronstaatheffing op interest vervalt, waardoor geen sprake meer is van bronheffing, tenzij de ontvanger van de interest een bedrijf uitoefent in de andere staat met een vaste inrichting aldaar.

Bestuurdersbeloningen

Het aangepaste bestuurdersartikel maakt onderscheid tussen de werkzaamheden die (1) een statutair bestuurder in zijn hoedanigheid als bestuurder verricht en (2) zijn overige werkzaamheden.

Het vestigingsland van de vennootschap mag heffen over de eerste categorie, de “bestuurderswerkzaamheden”. De beloning voor de overige werkzaamheden valt onder het dienstbetrekking-artikel, alsof het gaat om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap is. Dit kan tot gevolg hebben dat de bestuurder mogelijk in twee landen belasting verschuldigd is, afhankelijk van de aard en plaats van de werkzaamheden.

Voorkoming van dubbele belasting

Nederland hoeft niet langer een vrijstelling te verlenen, maar slechts een verrekening als België op basis van het belastingverdrag inkomsten als bronstaat vrijstelt of dividend slechts tegen een beperkt tarief belast. Verder is een bepaling toegevoegd in relatie tot de voorkomingssystematiek bij hybride entiteiten.

België verleend enkel nog een vrijstelling indien Nederland de betreffende inkomsten in de belastingheffing betrekt. Verder is in het nieuwe belastingverdrag opgenomen dat Belgische gemeentelijke opcentiemen worden berekend zonder rekening te houden met de toepassing van het belastingverdrag.

Ook onder het aangepaste verdrag hoeft België geen verrekening (tax credit) te geven voor de Nederlandse dividendbelasting van 15% bij een dividenduitkering door een Nederlandse vennootschap aan een natuurlijk persoon die inwoners is van België.

Multilateraal Instrument (“MLI”)

Het vernieuwde belastingverdrag kent diverse bepalingen afkomstig uit het MLI, zoals de Principal Purpose Test (“PPT”). De PPT bepaalt dat een verdragsvoordeel, zoals een belastingverlaging of vrijstelling, niet wordt verleend als kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van het voordeel een van de belangrijkste redenen was voor een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, tenzij wordt vastgesteld dat het verlenen van het voordeel in overeenstemming zou zijn met het doel en de strekking van het verdrag. Hierbij is een zogenoemde vangnetbepaling met onderlinge overlegprocedure opgenomen, hetgeen kort gezegd, inhoudt dat alsnog verdragstegemoetkoming kan worden verkregen.

Verder is de onderlinge overlegprocedure in het nieuwe belastingverdrag in lijn gebracht met het MLI. Als gevolg hiervan kunnen belastingplichtigen zowel in de woonstaat als ook in de bronstaat een overlegprocedure starten. Daarnaast bestaat onder het nieuwe verdrag de mogelijkheid om een overlegprocedure te starten om dubbele belastingheffing te voorkomen voor situaties die niet in het verdrag zijn opgenomen.

Non-discriminatie

Het non-discriminatieartikel in het nieuwe belastingverdrag verbiedt dat de landen staatlozen zwaarder belasten dan eigen onderdanen. Verder is hierin opgenomen dat de landen niet gehouden zijn persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen aan hun inwoners toe te kennen voor zover deze al door het andere land worden toegekend.

Grensarbeiders

De algemene en bijzondere compensatieregeling worden gehandhaafd. Indien voor een inwoner van Nederland de gecombineerde belastingheffing in België en Nederland hoger is dan wanneer alleen Nederlandse belastingen van toepassing zouden zijn, dan wordt het verschil gecompenseerd. Een belangrijke aanpassing is dat de algemene compensatieregeling niet meer geldt voor inkomsten uit aandelenoptierechten waarvan het heffingsmoment in Nederland afwijkt van België.

Tot slot

België en Nederland hanteren een dynamische uitleg van het nieuwe belastingverdrag conform het OESO-modelverdrag. De uitleg kan hierdoor wijzigen als het OESO-commentaar op het OESO-modelverdrag wijzigt.

Verder is bepaald dat het nieuwe belastingverdrag niet mag dusdanig worden uitgelegd dat zij een Nederland en België beletten de bepalingen van zijn nationale wetgeving tot vermijding van belastingontwijking en belastingontduiking toe te passen.

Tenslotte zijn een aantal artikelen (gedeeltelijk) komen te vervallen:

  1. Artikel 14. Zelfstandige arbeid - de heffingsbevoegdheid wordt voortaan verdeeld op basis van het ondernemingswinstartikel, wat betekent dat de beloning slechts belast is in het land waar de onderneming is gevestigd, tenzij sprake is van een vaste inrichting in het andere land.
  2.  Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars - de heffingsbevoegdheid wordt voortaan verdeeld op basis van het ondernemingswinstartikel (zie punt 1) of het dienstbetrekking artikel, wat betekent dat de inkomsten uit dienstbetrekking in beginsel worden toegewezen aan het woonland van de werknemer, tenzij de dienstbetrekking wordt uitgeoefend in het andere land, behoudens de nadere voorwaarden die hieraan worden verbonden.
  3. Artikel 20. Leraren en studenten – de heffingsbevoegdheid ten aanzien van leraren wordt voortaan verdeeld op basis van het ondernemingswinstartikel (zie punt 1) of het dienstbetrekking artikel (zie punt 2). Het nieuwe artikel ziet enkel nog op studenten.
     

Graag willen wij het bovenstaande verder toelichten. Heeft u vragen, neem dan contact op met uw RSM adviseur.