In het belastingplan van 2016 is een wijziging van de wetgeving omtrent de teruggaaf van btw bij oninbare vorderingen aangekondigd, welke wijziging per 1 januari 2017 in werking is getreden. Een belangrijke datum in deze wijziging is 1 januari 2018. Per dit moment wordt de oninbaarheid bij fictie vastgesteld voor vorderingen die vóór 1 januari 2017 opeisbaar waren, maar nog niet betaald. Hierna geven wij aan wat dit betekent voor de eerste btw-aangifte over 2018.

Wetgeving vanaf 1 januari 2017

Met de wetswijziging is in 2017 de teruggaaf van btw op oninbare vorderingen een stuk eenvoudiger geworden. Er is een wetsfictie opgenomen op grond waarvan de vordering uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden, wordt aangemerkt als oninbaar. Op dat moment ontstaat het recht op teruggaaf van btw. Met ingang van 1 januari 2017 is daarvoor geen apart verzoek meer nodig, het oninbare btw-bedrag kan namelijk in de aangifte btw over dat tijdvak worden verwerkt. Voor vorderingen die opeisbaar zijn geworden in 2016 of eerder, is de termijn van één jaar geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2017. Dit heeft tot gevolg dat deze vorderingen per 1 januari 2018 als oninbaar kunnen worden aangemerkt.

De teruggaaf in 2018 

De btw op vorderingen waarvan de uiterste betaaldatum vóór 1 januari 2017 lag, dient te worden teruggevraagd in de aangifte over het eerste tijdvak van 2018. Dit is in de meeste gevallen ofwel de aangifte over januari 2018 (in te dienen uiterlijk 28 februari 2018) ofwel de aangifte over het eerste kwartaal 2018 (in te dienen uiterlijk 30 april 2018). Op de aangifte zal het terug te vragen bedrag aangegeven worden als negatieve omzet en negatieve btw bij rubriek 1a (normaal btw-tarief) of rubriek 1b (verlaagd btw-tarief).

Indien u btw op oninbare vorderingen met een uiterste betaaldatum ná 1 januari 2017 wilt terugvragen, dan zal ook deze omzet en btw als negatief opgegeven moeten worden bij rubriek 1a of rubriek 1b. Deze bedragen dienen te worden opgenomen in de aangifte over het tijdvak waarin duidelijk is geworden dat uw klant niet maar zal betalen dan wel uiterlijk één jaar na de uiterste betaaldatum.

Mocht een klant toch nog uw factuur betalen, of een deel daarvan, dan geeft u het ontvangen bedrag en de hierover verschuldigde btw wederom in uw eerstvolgende btw-aangifte bij rubriek 1a of 1b aan.

Meer informatie?

Heeft u vragen of wilt u graag advies, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw RSM-adviseur.

cover_20180102_teruggaaf_btw_op_oninbare_vorderingen_en_de_eerste_btw_aangifte_over_2018_web.jpg

Download 'Teruggaaf btw op oninbare vorderingen en de eerste btw-aangifte over 2018' in pdf.