Voor de vaststelling van belastingaanslagen zijn de fiscale feiten relevant. Daarvoor verstrekken de belastingplichtigen gegevens en inlichtingen aan de Belastingdienst.
Meestal doordat de belastingaangifte wordt ingevuld, maar ook doordat de Belastingdienst vragenbrieven stuurt, die beantwoord moeten worden. Daarnaast ontvangt de Belastingdienst jaarlijks informatie van derden over fiscale aangelegenheden van belastingplichtigen (renseignementen). Een derde informatiebron vormt de tussen overheidsorganen onderling uitgewisselde informatie.
Zo kan tijdens opsporingsonderzoeken verkregen bewijsmateriaal ook voor de belastingheffing relevant zijn. Dergelijke informatie wordt dan ook (veelvuldig) uitgewisseld en dit wordt voor de vaststelling van belastingaanslagen gebruikt.
Onder omstandigheden kunnen tijdens een opsporingsonderzoek, bij het vergaren van bewijsmateriaal, strafrechtelijke vormvoorschriften worden overtreden. Een dergelijke overtreding kan ertoe leiden dat het op die manier verkregen bewijs binnen het strafrecht wordt aangemerkt als onrechtmatig verkregen. De consequentie daarvan is dat dit bewijs binnen het strafrecht buiten beschouwing wordt gelaten. Mag de inspecteur dan ten behoeve van de belastingheffing wel gebruik maken van dit strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal?
Gebruik strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs
In de fiscale rechtspraak heeft de beoordeling plaatsgevonden of strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs door de inspecteur mag worden gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat onder omstandigheden daarvan gebruik mag worden gemaakt.
Daarbij dient een afweging plaats te vinden jegens wie de onrechtmatigheid in de bewijsvergaring heeft plaatsgevonden. Welke strafrechtelijke norm is geschonden? Indien wordt geoordeeld dat de onrechtmatigheid of schending niet jegens de belastingplichtige is geweest, kan voor de vaststelling en ter ondersteuning van een belastingaanslag van belastingplichtige hiervan gebruik worden gemaakt.
Bijvoorbeeld: indien de onderzoeksbevoegdheid bij het binnentreden in een woning is overtreden, is relevant of die woning toebehoorde aan belanghebbende. Indien die woning niet aan belanghebbende toebehoorde is weliswaar sprake van een overtreding van de binnentredingsbevoegdheid, maar die overtreding raakt de belangen van een derde en niet die van de belastingplichtige. Het met de overtreding verkregen bewijsmateriaal mag dan voor de belastingheffing van belastingplichtige worden gebruikt.
Geen gebruik van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs
Uit artikel 6 Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) vloeit het recht voor belanghebbende op een behoorlijk proces voort. Op grond van dit recht kan een noodzaak bestaan om strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs voor gebruik bij het vaststellen van een belastingaanslag uit te sluiten. In de rechtspraak is geoordeeld dat dit zich kan voordoen als een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in zo aanzienlijke mate is geschonden, dat de uitkomst van een dergelijk onderzoek ook in de belastingzaak moet worden uitgesloten.
Voor de gevallen waarin artikel 6 EVRM niet dwingt tot uitsluiting van bewijsmiddelen, worden bewijsmiddelen die zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Als deze omstandigheid zich voordoet mag van het strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal geen gebruik worden gemaakt.
Conclusie
De inspecteur mag in beginsel ter vaststelling en ondersteuning van een belastingaanslag gebruik maken van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal. Dit is niet toegestaan als:
- de in artikel 6 EVRM opgenomen waarborgen tot een eerlijk proces daartoe dwingen;
- de bewijsmiddelen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht (HR 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:154).
Wilt u hier meer over weten? Neemt u dan contact met op met uw RSM-adviseur.