Wederom haalt een fiscale renteaftrekzaak de landelijke media1. De Hoge Raad oordeelt dat renteaftrek op een overnameschuld kan worden geweigerd wegens fraus legis, ook wanneer de belastingplichtige succesvol tegenbewijs levert onder artikel 10a Wet Vpb. Alleen wanneer de geldverstrekker binnen de relevante structuur een financiële spilfunctie (zie ons alert van 19 september 2025) vervult, is voor toepassing van fraus legis in beginsel geen ruimte. In deze zaak was geen sprake van een financiële spilfunctie.
Feitencomplex (op hoofdlijnen)
- Twee investeringsfondsen (Fonds 1 en Fonds 2) nemen de A-groep over via een naar Luxemburgs recht opgerichte vennootschap.
- De Luxemburgse vennootschap geeft aan haar aandeelhouders circa € 685.000.000 aan preferred equity certificates (PEC’s) uit met een looptijd van 10 jaar en een rente tussen 13% en 15,156%.
- De koopprijs voor de A-groep bedraagt € 433.300.000.
- De Luxemburgse vennootschap stort € 43.000.000 op de aandelen in de Nederlandse holding (belanghebbende) en verstrekt een aandeelhouderslening van € 635.000.000 met een looptijd van 10 jaar en een rente van 15,216% per jaar.
- Belanghebbende stort respectievelijk leent deze bedragen door aan haar dochtermaatschappij; circa 35,5% (€ 240.000.000) ziet op rente ter zake van herfinanciering van schulden en circa 64,5% ziet op de overname.
- Belanghebbende vormt een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met haar dochteronderneming. Direct na de overname van de A-groep worden de daarvoor in aanmerking komende dochtermaatschappijen gevoegd in de fiscale eenheid met belanghebbende.
In geschil is de rente op de aandeelhouderslening over boekjaar 2010–2011: € 45.256.000.
Procesverloop in vogelvlucht
De procedure kent inmiddels een lange voorgeschiedenis en heeft eerder voorgelegen bij de Hoge Raad. In het arrest van de Hoge Raad van 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1086 oordeelt de Hoge Raad dat een bedrag van € 37.820.406 (van de in totaal € 45.256.000) niet aftrekbaar is. De aandeelhouderslening kwalificeert namelijk als een lening met een onzakelijk debiteurenrisico. Slechts een deel van de rente, namelijk € 7.435.594 blijft dan in beginsel aftrekbaar, tenzij een van de andere renteaftrekbeperkingen van toepassing is.
De ‘restant-rente’ van € 7.435.594 moet vervolgens in twee delen worden geknipt;
- Een deel van de rente dat verband houdt met de overname van de A-groep (64,5%);
- Een deel van de rente dat verband houdt de herfinanciering van leningen van de A-groep (35,5%).
Overnamerente
In zijn arrest van 15 juli 2022 oordeelt de Hoge Raad dat de aftrekbaarheid van de overnamerente niet in aftrek wordt beperkt door artikel 10a Wet Vpb. Belanghebbende is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. Zowel aan de overname als aan de lening liggen in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag. Dat betekent echter niet dat de rente dan ook per definitie aftrekbaar is. Het Hof komt tot het oordeel dat sprake is van misbruik van recht (‘fraus legis’). Dit betekent dat de rente alsnog niet aftrekbaar is. De belanghebbende is het hier niet mee eens en stelt cassatie in bij de Hoge Raad tegen dit onderdeel van de uitspraak van het Hof.
Herfinancieringsrente
Circa 35,5% van de restant-rente ziet op rente ter zake van herfinanciering. Deze rente valt niet onder het bereik van artikel 10a Wet Vpb en volgens het Hof is evenmin sprake van fraus legis. Dat brengt met zich dat de restant-rente voor ruim 35% aftrekbaar is. De staatssecretaris kan zich niet vinden in dit onderdeel van de Hofuitspraak. Ook hij stelt daarom cassatie in.
Zowel belanghebbende als de staatssecretaris zijn het dus niet volledig eens met het oordeel van het Hof.
Hoge Raad
De Hoge Raad moet zich uitlaten over twee geschilpunten.
- Wordt de overnamerente geraakt door fraus legis?
- Wordt de herfinancieringsrente geraakt door fraus legis?
Ad 1 Overnamerente
Misbruik van recht en 10a-tegenbewijs
Belanghebbende is ten eerste van mening dat uit het spilfunctiearrest (zie ons alert van 19 september 2025) volgt dat de aftrek van de rente niet kan worden geweigerd op grond van fraus legis, omdat uit dat arrest zou volgen dat, voor zover aan de dubbele zakelijkheidstoets is voldaan, “de kous daarmee af is”.
Deze stelling van belanghebbende acht de Hoge Raad onjuist. In zijn arrest van 5 september 2025 heeft hij namelijk geoordeeld dat ook in de situatie waarin een belastingplichtige succesvol tegenbewijs levert ten aanzien van artikel 10a Wet Vpb, die aftrek toch kan worden geweigerd als gevolg van zich “buiten de 10a-structuur voordoende gekunsteldheid”. Deze gekunsteldheid kan dan leiden tot strijd met doel en strekking (fraus legis) van de Wet Vpb als geheel.
Op dit uitgangspunt van de Hoge Raad bestaat slechts één uitzondering. Alleen in de specifieke situatie waarin binnen de structuur de geldverstrekker een financiële spilfunctie heeft, is voor het leerstuk van wetsontduiking (fraus legis) in beginsel geen ruimte. In de Hofzaak voorafgaande het arrest van 19 december 2025 is het Hof van mening dat de geldverstrekker (de Luxemburgse moedervennootschap) geen financiële spilfunctie in de zin van het spilfunctiearrest vervult.
Gekunstelde structuur
Voor de Hoge Raad voert belanghebbende ook aan dat geen sprake was van fraus legis, omdat geen sprake was van ‘gekunsteld handelen’. Volgens de Hoge Raad is sprake van fraus legis, indien “heffing van vennootschapsbelasting, door het bij elkaar brengen van enerzijds de winst van een onderneming en anderzijds gekunsteld tot stand gebrachte rentelasten (winstdrainage), op een willekeurige en voortdurende wijze wordt verijdeld door – voor het bereiken van op zichzelf beschouwd zakelijke doeleinden – rechtshandelingen te bezigen die voor het bereiken van die doeleinden niet noodzakelijk zijn en enkel zijn terug te voeren op het doorslaggevende motief van het bewerkstelligen van de beoogde fiscale gevolgen”. Daarvan is volgens de Hoge Raad bij de overname van de A-groep sprake.
De conclusie ten aanzien van de restant-overnamerente is dus dat deze niet aftrekbaar is.
Ad 2 Herfinancieringsrente
Voor zover de financiering die is verkregen van de Luxemburgse aandeelhouder is gebruikt voor de herfinanciering van schulden van de overgenomen A-groep, is volgens de Hoge Raad geen sprake van het leerstuk van wetsontduiking. Interessant is dat de Hoge Raad in een eerdere zaak uit 2021 (de zaak Hunkemöller) had geoordeeld dat ook een herfinanciering van een schuld kan kwalificeren als fraus legis. De Hoge Raad verwijst in dit verband naar passages uit de conclusie van de Advocaat-Generaal. Volgens de Advocaat-Generaal is de casus van 19 december 2025 onvoldoende vergelijkbaar met de zaak Hunkemöller. De restant-herfinancieringsrente blijft aftrekbaar.
Resultaat
Van de totale rente van € 45.256.000 is uiteindelijk slechts € 2.639.636 (6%) aftrekbaar en de overige rente (94%) niet. Dit drukt het rendement voor aandeelhouders aanzienlijk.
Spilfunctie
Ook uit het arrest 19 december 2025 blijkt wederom dat de aanwezigheid van een financiële spilfunctie heel belangrijk kan zijn bij het verdedigen van renteaftrek in de vennootschapsbelasting. Voor de aanwezigheid van een financiële spilfunctie dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Zo moet sprake zijn van een lichaam (of zelfstandig bedrijfsonderdeel daarvan) dat als hoofdactiviteit heeft het uitvoeren van financiële transacties voor groepslichamen (zoals het in- en uitlenen van gelden en het beheren van overtollige groepsmiddelen). Dit lichaam (of bedrijfsonderdeel) moet zelfstandig zijn in de dagelijkse bedrijfsvoering met voldoende deskundig personeel en een eigen administratie. Een juiste invulling van de financiële functie binnen een concern is dus cruciaal, om renteaftrek veilig te stellen.
Conclusie en aandachtspunten voor de praktijk
- Bij overnamefinancieringen met aandeelhoudersleningen blijft zorgvuldige structurering en documentatie cruciaal.
- Succesvol 10a-tegenbewijs sluit fraus legis niet uit wanneer sprake is van gekunstelde structurering (winstdrainage) die niet noodzakelijk is voor het zakelijke doel.
- Een financiële spilfunctie van de geldverstrekker binnen de 10a-structuur vormt de enige uitzondering. Bij een spilfunctie is in beginsel geen ruimte meer voor de toepassing van fraus legis.
- Sinds 2010-2011 is de wet- en regelgeving op het vlak van concernfinanciering aanzienlijk veranderd, zoals:
- Aanscherpingen van artikel 10a Wet Vpb.
- Invoering van regels tegen hybride mismatches (artikel 12aa Wet Vpb e.v.).
- Invoering van een algemene antimisbruikbepaling (artikel 29i Wet Vpb).
- Met deze aanpassingen op het vlak van concernfinanciering wordt het nog uitdagender om renteaftrek te realiseren.